Persbericht Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand
25 oktober 2017
Ernstig achterstallig onderhoud in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand
Het stelsel van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand vertoont ernstig achterstallig onderhoud. De bekostigingsnormen per zaak zijn circa 20 jaar oud en niet meer ‘bij de tijd’. Advocaten besteden gemiddeld veel meer tijd aan hun zaken dan zij krijgen vergoed. Het door de regering als redelijk genormeerde jaarinkomen is daardoor binnen het huidige stelsel niet haalbaar. Bij de beoogde handhaving van het huidige uitgavenniveau vereist dit scherpe keuzes over het punttarief (het redelijke inkomen) of het aantal rechtsgebieden dat onder het stelsel valt. Dit blijkt uit het rapport van de Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand, dat vandaag aan de demissionair Minister van Veiligheid en Justitie is aangeboden.
Tijdsbesteding komt niet meer overeen met het toegekende puntenaantal
De commissie heeft uitvoerig kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Er zijn ruim 2 miljoen gegevens van de raad voor rechtsbijstand bestudeerd die betrekking hebben op een periode van drie tot vijf jaar. Uit het onderzoek van de commissie blijkt dat de daadwerkelijke tijdsbesteding over de volle breedte van het stelsel niet meer overeenstemt met het toegekende puntenaantal. De redenen hiervoor zijn divers. Veel gehoord is dat na de vorige meting van twintig jaar geleden de wet- en regelgeving veel complexer is geworden, waardoor ook rechtszaken veel bewerkelijker zijn geworden. De rechtzoekende is daarnaast veeleisender geworden en ook de overheid zelf zorgt meer dan voorheen voor juridische conflicten. Uit het onderzoek komt naar voren dat de vergoeding voor rechtsbijstand in het personen- en familierecht het meest uit de pas loopt.
Redelijk inkomen op schaal 12 niet haalbaar
Het kabinet heeft in zijn reactie op het rapport-Wolfsen het uitgangspunt overgenomen dat een netto-inkomen op het niveau van BBRA-schaal 12 (max) een redelijk inkomen is. En dat dit haalbaar moet zijn voor rechtsbijstandverleners die in hoofdzaak gesubsidieerde rechtsbijstand verlenen. De door de commissie aangetroffen werkelijkheid is echter geheel anders: een inkomen op dat niveau is bij het huidige vergoedingenniveau bij lange niet haalbaar.
Voorstellen voor een nieuwe puntentoekenning
De commissie doet nieuwe voorstellen voor de puntentoekenning in de verschillende rechtscategorieën. Daarbij is zoveel mogelijk de gemeten tijdsbesteding omgezet naar forfaitaire punten. In een aantal situaties (bijvoorbeeld echtscheiding) is een uitzondering gemaakt en een van de tijdsmeting afwijkende puntentoekenning voorgesteld. Dit om te bevorderen dat zaken zoveel mogelijk minnelijk – en daarmee in één keer – worden afgehandeld. Via objectiveerbare zaakskenmerken kan het forfaitaire aantal punten worden aangevuld met toeslagen.
Opdracht commissie niet verenigbaar met de randvoorwaarden
De commissie heeft als randvoorwaarde meegekregen dat de voorstellen niet mogen leiden tot een verhoging van het huidige uitgavenniveau. In het licht van de overige door de opdrachtgever meegegeven randvoorwaarden (punttarief blijft gelijk, norm voor een redelijk inkomen bij 1.200 te vergoeden uren) blijken deze randvoorwaarden niet met elkaar verenigbaar. Dat betekent dat de uitkomsten van het onderzoek de beleidsverantwoordelijken zullen nopen tot het maken van scherpe keuzes.
Vier scenario’s
De commissie heeft vier scenario’s ontwikkeld, waarin telkens één van de genoemde randvoorwaarden wordt losgelaten:
- In scenario 1 geldt dat geen rekening wordt gehouden met een maximum in het uitgavenkader. De voorstellen van de commissie zijn in dit scenario onverkort doorgevoerd op basis van de daadwerkelijk bestede tijd. In dit scenario stijgen de uitgaven met circa € 125 miljoen.
- In scenario 2 wordt het uitgavenkader gerespecteerd en het puntenaantal neerwaarts aangepast. Daarmee wordt het niveau van het gefixeerde uitgavenkader bereikt, maar het uitgangspunt losgelaten dat een punt grosso modo overeenkomt met een uur werk. Om op een netto-inkomen op het maximum van schaal 12 voor rijksambtenaren uit te kunnen komen, zou een rechtsbijstandverlener dan ruim 1.700 declarabele uren per jaar moeten maken. Dit is niet realistisch.
- Scenario 3 respecteert het uitgavenkader en de gemeten daadwerkelijke tijd, maar maakt de basisvergoeding per punt variabel (ook wel het punttarief). Daarom wordt de vergoeding per punt/uur verlaagd tot € 76,06 voor reguliere zaken en tot € 72,64 voor extra-urenzaken. Dit om, gegeven de daadwerkelijke tijdsbesteding per zaak, binnen het uitgavenkader te kunnen blijven. Van dit uurtarief moeten alle kantoorkosten, belastingen etc. worden betaald.
- Scenario 4 bewerkstelligt dat het aantal jaarlijks afgegeven toevoegingen wordt aangepast aan het uitgavenkader. Bij het huidige aantal toevoegingen zou dan medio september de ‘pot’ leeg zijn. Een andere variant is dat het aantal toevoegingen met ongeveer één derde deel wordt verlaagd, bijvoorbeeld door bepaalde zaaksoorten geheel uit te sluiten.
Overige voorstellen
Tijdens het onderzoek is gebleken dat binnen het stelsel ook andere veranderingen gewenst zijn. Zo baart het grote aandeel (30%) van de kosten voor extra uren in het strafrecht zorgen. Daarnaast bestaan ook zorgen over de prikkels in het stelsel, de kwaliteit van de geleverde rechtsbijstand en het veranderende aanbod van rechtsbijstandverleners (steeds meer ‘éénpitters’). De commissie doet op deze en andere onderdelen voorstellen. Zij adviseert tot grote terughoudendheid bij de invoering van trajecttoevoegingen voor het personen- en familierecht, het asielrecht en multiproblematiek.
Aanleiding, opdracht van de commissie
De ministerraad besloot 2 september 2016 op voorstel van de minister van Veiligheid en Justitie tot instelling van de Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde Rechtsbijstand:
- Aanleiding was de kabinetsreactie op het rapport van de ‘Commissie onderzoek oorzaken kostenstijgingen stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand en vernieuwing van het stelsel’ (de commissie-Wolfsen).
- De opdracht van de commissie was om de puntenaantallen per zaakscategorie te evalueren.
- De huidige puntenaantallen zijn gebaseerd op het rapport van de commissie-Maan en tijdschrijfgegevens van ruim twintig jaar geleden. De onderbouwing van deze puntenaantallen behoefde evaluatie en zo nodig herijking.
- Bovendien moest worden bezien welke prikkels in het stelsel de doelmatigheid van het stelsel kunnen bevorderen.
- Op grond van de door de commissie verzamelde gegevens dient de commissie een voorstel te doen hoe de punten binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand toegekend worden, zonder verhoging van de uitgaven.
Samenstelling van de commissie
Commissievoorzitter mr. H.T. van der Meer is president van het gerechtshof Amsterdam. Van de commissie maken verder deel uit: mr. drs. J.H. Gerritsen, directeur Raad voor Rechtsbijstand, dr. H. Goudriaan, onderzoeker Centraal Bureau voor de Statistiek, mr. W.F. Hendriksen, advocaat te Amsterdam en drs. J.A.M.H. Leenders, directeur control, bedrijfsvoering en juridische zaken (directoraat-generaal straffen en beschermen), ministerie van Veiligheid en Justitie.